Vroeger en in het wild hebben paarden een enorm gevarieerd dieet. Vaak harde grassoorten en geen zachte brokjes. Daarnaast, in het wild scharrelen ze de hele dag door hun kost bij elkaar. Vanwege het vele kauwen en het kauwen op harde structuren deed de tanden slijten.
Ja, er zijn een paar grote verschillen. Paardentanden zijn hypsodonte tanden. Dat betekend dat ze een erg lange kroon hebben en een relatief kleine wortel. Die kroon zit deels in de tandkas (reserve kroon) en een klein deel is zichtbaar in de mondholte (zichtbare kroon). Het zichtbare deel slijt af en, gelijkmatig aan die afslijting, komt de reservekroon uit de tandkas (eruptie / ‘groei’).
De mens heeft brachydonte tanden, een tand met een korte kroon en een relatief lange wortel. De kroon is zichtbaar in de mondholte. Er is géén sprake van een reservekroon en eenmaal doorgebroken stopt de ‘groei’. Een mens moet het zijn hele leven doen met die kroon. Dat is geen probleem omdat het voedsel van de mens zacht is en de kroon minimaal slijt.
Een paard heeft 12 snijtanden, 4 hengstentanden, 24 kiezen en 4 wolfskiezen (max). Dus alles samen kan een paard 44 tanden en kiezen hebben. Elke tand en kies heeft een eigen ‘nummer’ volgens het Triadan-systeem. Zo weet iedere paardentandarts welk kies bedoeld wordt met vb. de aanduiding 2.06 (eerste definitieve kies in tweede kwadrant = linksboven). Dit voorkomt veel misverstanden.
Jazeker! Paardentanden komen bijna het hele paardenleven verder uit de tandkast (eruptie). Net als een Labello-stickje dat wordt opgedraaid. De slijtage en de eruptie van die tanden en kiezen staan los van het wel of niet rijden van een paard. Het is een natuurlijk proces bij elk paard. Bij oudere paarden is gebitsverzorging juist belangrijk. Ze moeten het immers doen met de ‘restjes’ van hun tanden en kiezen. Het is dan juist belangrijk deze goed te houden. Mogelijk ook gaan oudere tanden en kiezen los zitten. Dit geeft pijn bij het eten. Kortom, elk paard heeft, ongeacht zijn leeftijd, behoefte aan periodieke gebitsverzorging.
Een veulentje wordt, in principe, zonder tanden en kiezen geboren. Tot de leeftijd van 3 jaar komen er steeds meer tanden en kiezen door. Vanaf 3 jaar heeft een paard dus pas een 'volledige set' tanden en kiezen. Echter, deze set bestaat dan deels uit melktanden en -kiezen en deels uit de definitieve. Het wisselen begint vanaf 2 - 2,5 jaar en is 'gereed' als een paard 5 jaar oud is. Dat is ook het moment om van halfjaarlijkse gebitscontrole naar een jaarlijks ritme te kunnen gaan.
Het schatten van de leeftijd van een paard gebeurt vooral aan de hand van de snijtanden in de onderkaak. Er zijn een aantal kenmerken die leeftijdschatting nauwkeurig maken zoals het doorbreken van melktanden
en -kiezen, het doorkomen van de definitieve kiezen, het wisselen van melktanden en -kiezen, het doorbreken van wolfskiezen en hengstentanden, het verschijnen van de tandster (wortelkanaal), het vullen van de kroonholte (infundibulum) en de vorm van de snijtanden. Wel geldt, hoe ouder het paard, hoe moeilijker de schatting. Het meest betrouwbaar zijn het wisselen en het vullen dan het infundibulum. Alles daarna wordt minder exact, maar zeker niet onmogelijk.
Ja, dat kan wel gebeuren. Maar vaak heeft een paard daar geen last (pijn) van zoals de mens. Dentine sluit het gaatje in de meeste gevallen snel af. Hierdoor wordt de tandwortel enigszins beschermd. Gaatjes ontstaan door suikerrijk voedsel en vaak op latere leeftijd.
Wolfskiezen komen bij 25-30% van de paarden voor. Ze zitten meestal alleen in de bovenkaak. Dit zijn piepkleine kiesjes die in de bovenkaak voor de eerste kies (.06) doorkomen. Soms zichtbaar, soms alleen te voelen (blind). Ze hebben geen functie in het verwerken van voedsel. Daar zijn ze veel te klein voor. Een paard heeft geen hinder van wolfskiezen, tenzij er een bit in de mond wordt gelegd. Deze komt in contact met die kwetsbare kiesjes. Het bit tikt daar dan continu tegen aan. Dat is erg pijnlijk voor een paard en de kiesjes kunnen breken. Bij gebruik van een bit moeten ze er dus uit.
FEITJE: Wolfskiezen zijn brachydonte tanden (net als mensen). Dit betekend dat ze niet verder groeien na het doorbreken, ze een korte kroon hebben ten opzichte van de wortel,, dat ze erg klein zijn (1-2 cm maar heel soms 4 cm) en maar een paar mm boven tandvlees uitsteken. Dit alles in tegenstelling tot alle andere tanden van een paard die van het hypsodonte type zijn (lang, lange reservekroon, langere zichtbare kroon, blijvende eruptie).
Hengstentanden dienen voor de verdediging, het zijn feitelijk ‘vechttanden’. Je vindt ze vooral bij mannelijke dieren. Ze staan enkele cm achter laatste snijtand. Hoe eerder een paard wordt geruind. Hoe minder ver een hengstentand zich ontwikkeld (door gebrek aan testosteron). Ook merries kunnen (kleinere) hengstentanden hebben. Vaak zijn dit dominante merries met wat meer testosteron in hun lichaam. Hengstentanden breken door rond 4 jaar, in zowel de boven- als onderkaak. Hengstentanden zijn vaak scherp en vooral de tanden in de onderkaak zijn gevoelig voor tandsteenvorming. Na 4,5 jaar zijn de tanden volgroeid en komen dan ook niet verder uit de tandkas. Dit in tegenstelling tot de snijtanden en kiezen. Met het afronden van hengstentanden moet je dus ook voorzichtig zijn, want wat je eraf haalt hersteld niet meer.
Een paardentandarts die kwaliteit wil leveren, die er zeker van wil zijn dat alle glazuurpunten en haken van de kiezen verwijderd zijn én die de snijtanden bijwerkt om het gebit weer in balans te zetten, gebruik elektrisch gereedschap, een mondklem en sedatie. Glazuur is het hardste materiaal dus handmatig vijlen is zwaar en langdurig. Zonder mondklem kom je zeker niet bij de achterste kiezen, ook niet bij de scherpe punten aan de zijkant daarvan, en kun je niet voelen wat het resultaat van je werk is. En om dit allemaal enigszins aangenaam en binnen acceptabele tijd te kunnen doen is het beter een paard licht te sederen. Immers, een paard dat niet blijft stilstaan is niet veilig en het draagt ook niet bij aan de kwaliteit.
Jazeker! De anatomie van de tanden en kiezen van een shetlander of mini-paard zijn gelijk aan een sportpaard van 1.70 m. Ook bij shetlanders en mini-paardjes komen de tanden en kiezen gedurende hun leven verder uit de tandkas en horen deze gelijkmatig af te slijten. Komt bij dat hun mond veel kleiner is dan dat van een paard van 1.70 m. Terwijl de hoeveelheid tanden en kiezen als ook de grootte ervan gelijk zijn. Krijgt een shetlander of mini-paard geen periodieke en preventieve gebitsverzorging, dan heeft deze zeker hinder/pijn door gebitsproblemen.
Ja, een paard kan zeker wel zonder snijtanden. Maar niet zonder kiezen! Paarden vermalen hun voedsel tussen hun kiezen. Geen kiezen, geen eten. Zonder de snijtanden kunnen ze nog wel gras, brok en slobber eten en vermalen. In het geval van EOTRH, waarbij een paard ontstellend veel pijn heeft aan zijn snijtanden, is het ook vaak de enige oplossing om die snijtanden allemaal te verwijderen. In de praktijk zie je zo'n paard dan, binnen een aantal dagen, juist zienderogen opknappen! Immers, met die aangetaste tanden en tandvlees was eten erg pijnlijk.
Elke kies en tand is opgebouwd uit glazuur, cement en dentine. Glazuur is het hardste, beschermende, deel van een tand. Dat ‘slijt’ dus het minst makkelijk. Voor slijtage is hard voedsel nodig. En dat eten gedomesticeerde paarden niet (meer). Het cement en dentine slijten makkelijker, waardoor het glazuur ‘achter’ blijft in de vorm van uitstekende punten op de buiten-zijkanten van de kiezen boven en de binnen-zijkanten van de kiezen onder, de zogeheten glazuurpunten. Deze punten ‘snijden’ in de wangen en in de tong. Zeker ook als de wang door de neusriem tegen de kiezenrij wordt gedrukt. Glazuurpunten op de achterste kiezen zijn het grootst en scherpst! Zeker verwijderen dus.
Haken zijn extreme punten die alleen voorkomen op de voorkant van de voorste kiezen en op de achterkant van de achterste kiezen. Door deze punten is de voor-achterwaartse kaakbeweging belemmert en daarmee de functie. Hierdoor kan voedsel niet goed worden gemalen. Dit is uiteraard nadelig voor de gezondheid van een paard. Ook rijtechnisch geeft dit problemen. Het paard kan de kaak niet ‘loslaten’. Immers, deze blijven hangen op die ‘haken’. Haken moeten en kunnen ook geheel worden terug gevijld.
Elk paard heeft zeker glazuurpunten. Wordt het gebit minimaal jaarlijks onderhouden, dan zijn deze niet zo groot en leiden niet gelijk tot hinder. Sommige paarden hebben daarnaast haken, een over-/onderbeet, protuberante (uitstekende) kiezen, wolfskiezen, een golvend of getrapt gebit in de kiezen, een smile, frons of diagonale stand in de snijtanden, tandsteen, diastase of ATR. Veel van deze issues belemmeren de maalfunctie van de kaken, met als gevolg een verminderde opname van voedingsstoffen. Onnodig om te zeggen dat reguliere gebitsverzorging veel van deze problemen voorkomt en het paard gezond houdt.
Het probleem bij een over-/onderbeet is dat de snijvlakken van de snijtanden niet (goed) op elkaar komen. Daardoor slijten ze niet (goed) af en worden steeds langer. Hierdoor wordt de voor/achterwaarts beweging van de kaak in meer of mindere mate belemmerd waardoor de maalfunctie beperkt wordt. Een paard kan daardoor dus minder goed zijn voedsel malen en gaat dus kauwen (als een mens). Hierdoor krijgt hij niet alle voedingsstoffen uit het voedsel. Een over-/onderbeet gaat meestal gepaard met halen op de kiezen. Krijgt zo’n paard (half-) jaarlijkse gebitsverzorging/-correctie, wat prima kan, dan ervaart hij geen problemen met eten en sport door zijn over-/onderbeet
Bulten aan de onderste kaakhelften (mandibula) komen het vaakst voor bij paarden van 3-4 jaar oud. We spreken dan over een mandibulaire bult. De oorzaak is vaak de wortel van de tweede (.07) of derde definitieve kies (.08). Een paard wisselt zijn melkkiezen voor definitieve kiezen. Deze definitieve kiezen bevinden zich dus al in de tandkas, onder de melkkiezen. Ze zijn groot en hebben daar onder die melkkies weinig ruimte. Door de druk van de wortel wordt het kaakbeen daar wat ‘dunner’ en kan de wortel uitwijken naar buiten. Zo ontstaat dan een uitstulping (mandibulaire bult). Deze verdwijnt eigenlijk altijd als de melkkies gewisseld is, de druk weg is en de definitieve kies gewoon naar boven kan doorkomen.
EOTRH staat voor 'Equine Odontoclastic Tooth Resorption and Hypercementosis'. het is een aandoening die vooral voorkomt bij oudere paarden en koudbloedpaarden. EOTRH tast de wortel en reservekroon van de snijtanden aan. Dat is het deel van de tand welke zich nog in de tandkas bevindt. Het is een aandoening die zich langzaam ontwikkeld en waarbij de tand als het ware oplost, al dan niet in combinatie met de vorming van overmatige hoeveelheden cement rond de tandwortel. Dit kan leiden tot ernstige, vaak zichtbare, ontstekingen in het tandvlees en daarmee tot overmatige pijn bij het paard. Als dit laatste het geval is, dan is het de enige oplossing om alle aangetaste snijtanden te verwijderen zodat het paard verlost is van de constante pijn. Voor het malen van zijn voedsel heeft een paard alleen zijn kiezen nodig, niet zijn snijtanden. Zonder die snijtanden en een aangepast dieet kan het paard dus nog prima leven.